‘Kritiek is een vorm van waardering’
Tussen februari 2010 en november 2012 – precies twee jaar en acht maanden – was Ronald Plasterk geen minister. Daarvoor was hij drie jaar de hoogste bewindspersoon op Onderwijs en nu is de PvdA’er minister op Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de tijdspanne dat hij geen ministeriële post vervulde kijkt Ronald Plasterk terug op zijn ministerschap. “Ik moet nu weer veel multitasken; er valt toch dertienhonderd man onder je kont weg.”
“Waar zullen we gaan zitten? In de tuin? Of toch liever binnen? Wat willen jullie drinken? Koffie, thee, iets fris, zeg het maar. Thee? Ga ik dat even maken.” Even later komt Ronald Plasterk terug met een thermoskan heet water, mokken, theezakjes en een potje suiker. Het doosje chocoladetruffels is alleen voor de fotograaf niet taboe. Een heel andere setting dan bij een vorig interview met de oud-minister die onder meer homo-emancipatie in zijn portefeuille had. Op het ministerie werden de jassen door zijn medewerkers aangenomen, koffie en thee werd keurig geserveerd en zelfs het strakke tijdschema werd nauwlettend in de gaten gehouden. Plasterk hoefde alleen maar het woord te voeren. En een foto te maken van zijn interviewers, want dat was inmiddels een veelbesproken traditie geworden. “Ik moet nu weer veel multitasken; er valt toch dertienhonderd man onder je kont weg. En ik heb weer een OV-kaart”, vat hij de nieuwe situatie sinds de val van het kabinet samen en hij laat zijn openbaarvervoerkaart zien. “Er staat nu wel minder in mijn agenda. Die moet ik tegenwoordig zelf bijhouden; mijn afspraken er zelf in noteren. Met een 06-nummer erbij voor het geval er iets mis gaat. You’re on your own now kid. Maar ik heb het niet eens zo veel minder druk. Ik werkte gisteren en vandaag aan een tekst voor de Volkskrant over de lerarensalarissen. En ik ben druk met onze financiële paragraaf, die wordt doorgerekend door het Centraal Planbureau. Nee, de overgang van het leven als minister naar dit leven is niet zo groot. In de wetenschap was ik ook gewend veel zelf te doen: ik maakte mijn eigen verhaal, zocht zelf naar de gaten waar ik in wilde springen. Als ik in de zomer een congres had in een kostschool in de buurt van Harvard stond ik – net als alle andere wetenschappers – met een handdoekje in de gang te wachten tot er een douche vrijkwam. En om de collega’s die om die reden een luxe hotel verkozen lachten we. Vonden we losers. Toen ik het ministerie verliet, dacht ik: ik ga het gewoon alleen doen, daar ga ik nog niet met mijn ogen voor knipperen.”
Ook de overgang drie jaar geleden van een wetenschappelijke naar een ministeriële functie verliep soepel, vertelt Plasterk. “Je werkt met professionals, dat is op het ministerie zo, en in de wetenschap ook. Je zet samen de grote lijnen uit, kijkt er gezamenlijk naar en zoekt waar nodig de confrontatie op. Als je die confrontatie aangaat, snapt iedereen dat. Bij slimme promovendi is dat niet anders. Ambtenaren die denken ‘deze minister zit er toch maar een paar jaren’ zijn niet de beste. Het is hun vak om gegevens aan te leveren in de lijn van de minister waarvoor ze werken, zich in te zetten voor zijn of haar politieke keuzes. Gelukkig heb ik de houding van ‘we gaan de minister ondersteunen’ veel meer gezien dan het gedrag dat we kennen uit de televisieserie Yes, minister.”
Een bewindspersoon moet vooral een heel snel filteraar zijn, vindt Plasterk. “Je zet driehonderd handtekeningen per dag, waarbij je er maar over tien echt langdurig kunt nadenken. Je kunt gewoon niet alles van kaft tot kaft lezen of van commentaar voorzien. Je moet snel scannen. Neem de teruggave van de roofkunst uit de Tweede Wereldoorlog; elk schilderijtje is een eigen Ministerieel Besluit. Dus het is zó’n dik rapport.” Met zijn duim en wijsvinger geeft de oud-minister een afmeting van enkele centimeters aan. “Je móet daarom wel snel filteren. Veel hangt af van de ambtelijke organisatie achter je. Het is belangrijk dat je je medewerkers het idee geeft dat ze gesteund worden. Dat je voor de voorstellen vecht in de Tweede Kamer, dat je ze niet zomaar weggeeft. De keerzijde is dat zij je moeten proberen te behoeden voor uitglijders. Soms plakte ik wel eens een briefje op een notitie met daarop: ‘Lieve schatten,’ – als ik dat schreef, was er écht iets aan de hand – ‘denken jullie nu zelf dat de Kamer hiermee akkoord gaat?’ Ik hoorde later dat zo’n briefje wel eens boven iemands bureau werd geprikt; dat was nou ook weer niet de bedoeling. Maar, ik heb uit de wetenschap meegenomen: kritiek is een vorm van waardering. Want als je iemand niet waardeert, negeer je hem of haar simpelweg. Daar moesten sommige medewerkers op het ministerie even aan wennen. Maar het is allemaal goed gegaan; het was een fantastische club mensen.”
‘Als poortwachter kon ik het zelf als kerndoel niet naar voren schuiven’
In de tuin bekijken de grijsbruine Weimaraners Caro en Ika de vreemdelingen met argusogen. De twee honden laten zich niet gemakkelijk verleiden om even naast hun baasje op de tuinbank plaats te nemen. Er moeten brokjes aan te pas komen om de fotograaf dat vertederende kiekje te gunnen. Maar waar liggen de brokjes? Plasterk slaat weer even aan het multitasken: hij belt zijn vrouw. Wachtend op een belletje terug vertelt hij dat het beleid van het kabinet toch in de knop is gebroken. “Niet zozeer op het gebied van homo-emancipatie, maar wel bijvoorbeeld bij het stelsel van hoger onderwijs. Ik had aanvankelijk niet de politieke ruimte om het stelsel van hoger onderwijs ten principale ter discussie te stellen. Nu, vrij aan het eind van onze kabinetsperiode, komt er dan een gelegenheid om er wat aan te doen en dan is het plots afgelopen. Want de val kwam toch nog redelijk onverwacht. Natuurlijk was de kabinetsperiode een aaneenschakeling van moeilijke momenten, maar dat is toch drie van de vier jaar goed gegaan. Als we het thema Uruzgan overleefd hadden – en dat had moeten kunnen – waren we vervolgens gestuit op de financiële heroverwegingen, bijvoorbeeld op de hypotheekaftrek. Dan was dat weer een hele klus geworden.”
Het beheer van de portefeuille homo-emancipatie was voor Plasterk geen bewuste keuze. “Misschien is dat een teleurstelling voor je”, lacht hij. “De dag voor de samenstelling van het kabinet bekend werd, werd ik gebeld door Wouter Bos. Dat gesprek staat me nog goed bij. Bos kwam met een lijstje van gebieden waaruit mijn portefeuille zou gaan bestaan: het hoger onderwijs, wetenschap, cultuur. En emancipatie, wat op dat moment voornamelijk vrouwenemancipatie was, want homo-emancipatie was toen geen heel groot onderwerp. Daar heb ik Bos nog even over teruggebeld: vrouwenemancipatie, ligt het niet meer voor de hand dat Sharon Dijksma dat gaat doen, vroeg ik hem. Maar het antwoord was dat ze dat thema liever bij de minister hadden liggen. Ik heb over mijn portefeuille naderhand wel snerende opmerkingen gehoord en gelezen – dat ik besloten had mijn staatssecretarissen het zware werk te laten doen. De portefeuilleverdeling was echter niet mijn keuze, maar honderd procent die van de formateurs.”
Ook al was homo-emancipatie dan geen groot onderwerp binnen de totale portefeuille, het kreeg wel veel aandacht. “Zeker. Het is een beweging die in een stroomversnelling zit. En je moet met de genade meewerken, zoals ze dat in de kerk zo mooi zeggen. Er heeft zich in de afgelopen decennia veel afgespeeld op dat terrein. Ik denk bijvoorbeeld dat als er nu een besluit zou moeten vallen over de openstelling van het burgerlijk huwelijk dat het CDA niet eens meer tegen zou stemmen. Maar ik ben ook zelf gewoon enthousiast over het onderwerp. In de homobeweging zie je dat die bestaat uit mensen die allemaal iets overwonnen hebben op enig moment in hun leven; ze hebben besloten: ik ben anders dan mensen denken, en ik leef mijn eigen leven. Dat is iets om vrolijk over te worden, ‘gay’ in de ouderwetse betekenis, dat voelde ik elke keer weer. Ik voelde me ook altijd gewaardeerd in de homogemeenschap. Mensen stelden mijn komst naar de Gay Pride en Roze Zaterdag altijd op prijs.” Plasterk was zo bezield betrokken dat men suggereerde dat de minister dan zelf ook wel homo moest zijn. “Ik ben me zo vervlochten gaan voelen met de homo-emancipatie dat ik dacht: het zal me toch niet gebeuren dat ik dat gerucht vervelend ga vinden. Het was in ieder geval geen misverstand dat ik snel uit de weg wilde ruimen.”
‘Als het kabinet Cohen er niet komt, ga ik vol overgave de Tweede Kamer in’
Ronald Plasterk beaamt dat er de afgelopen regeerperiode veel in gang is gezet op het terrein van homo-emancipatie. Hij noemt met name het onderwijs. “En dan niet alleen de enkel-feitconstructie, dat is een discussie met primair symbolische waarde. Vanuit de op zichzelf gerechtvaardigde gedachte dat die enkel-feitconstructie van tafel moest, vonden onze vrienden van het COC dat de wet veranderd moest worden. Al die commotie daarover had ook een nadeel: mensen dachten dat je op school kennelijk mocht discrimineren. Ik probeerde juist te zeggen dat dat vanuit de reeds bestaande wet níet mag. Nog één keer: homoseksualiteit is volgens de huidige wet géén grond voor ontslag, ook niet als er sprake is van samenwonen of een relatie, of van ‘liefdesuitingen’. Maar om elk misverstand weg te nemen willen we die hele enkel-feitconstructie uit de wet. Belangrijker dan de enkel-feitconstructie vind ik dat er op scholen over homoseksualiteit wordt gepraat, dat er lespakketten zijn, dat geen enkele school het onderwerp kan negeren. Daar hebben we echt vooruitgang geboekt. Ik was er eerlijk gezegd ook blij mee dat de Tweede Kamer ons hield aan het opnemen van voorlichting over homoseksualiteit in de kerndoelen van het onderwijs. Ik fungeerde enerzijds als poortwachter, samen met de staatssecretarissen: we moesten er voor zorgen dat niet iedereen die iets moois wilde dat bij het onderwijs over de schutting gooide. Aandacht voor het bestrijden van obesitas, voor het smelten van de poolkappen, voor duurzaamheid, voor mensenrechten. Op zich prachtige doelen, maar we wilden rust in het onderwijs. Als poortwachter kon ik daarom zelf homoseksualiteit als kerndoel niet naar voren schuiven. Maar toen de volksvertegenwoordiging daar toch echt om vroeg, kon ik dat gelukkig loyaal uitvoeren.”
Ook de recente uitspraak van de Hoge Raad – dat de SGP vrouwen niet langer mag weren van de kieslijst, waarbij de rechters het verbod om te discrimineren hoger inschatten dan de godsdienstvrijheid – heeft een gunstige uitstraling voor de homo-emancipatie, schat de oud-bewindsman in. “Zelf zie ik het zo: je kunt twee mandjes maken. In het ene mandje komen allerlei gedragingen, denk aan alcoholisme en prostitutie. In het andere de intrinsieke persoonskenmerken: ras, geslacht. Een kwart eeuw geleden vond de meerderheid van de Nederlandse bevolking nog dat homoseksualiteit in het eerste mandje thuishoorde. In de afgelopen twintig jaar is er een omslag in het denken gekomen en is homoseksualiteit in het tweede mandje terechtgekomen: homo-zijn is niet iets dat je besluit te doen, het is een integraal onderdeel van je persoon.” Maar dan toch niet bij de kerkleiding, werpen we tegen. “Wel bij een deel van de protestantse kerken, maar niet bij de rooms-katholieke kerk, nee. Die katholieken hebben gekozen voor hun grassroots, voor Zuid-Afrika en Zuid-Amerika. De katholieke leer is best pragmatisch – standpunten wat aanpassen om steun te behouden kan prima – maar in dit geval kiezen ze voor de Caribische opvatting. Lopen er dan gelovigen weg in de Bataafse republiek, dan is dat pech. Ze maken gewoon een rekensom: anders lopen er in de zuidelijke werelddelen méér mensen weg. In dit soort opvattingen is de kerk in Europa inderdaad sektarisch aan het worden, zoals oud-bisschop Bär onlangs stelde.” Zelf schoof Plasterk al jaren geleden de kerk aan de kant. Zichtbaar voor iedereen, in het programma Buitenhof, waar hij toen columnist was. “Dat was toen de paus opriep om voor George Bush te stemmen omdat hij tegen stamcelonderzoek was. Daar was ik het écht niet mee eens. Ik heb toen in de uitzending mijn opzeggingsbrief ondertekend en de envelop dichtgelikt. Of ik daar nu spijt van heb? Ja, want anders had ik het nu kunnen doen.”
‘Lieve schatten, denken jullie nu zelf dat de Kamer hiermee akkoord gaat?’
Ronald Plasterk geeft onomwonden aan dat hij graag weer vier jaar minister wil worden in een nieuw kabinet en dat hij dan met plezier homo-emancipatie in zijn portefeuille wil hebben. “Het was één van mijn favoriete portefeuilles, er gebeurde zoveel in.” We halen herinneringen op aan de aanwezigheid van prinses Máxima bij de lancering van de nota Gewoon homo zijn. Plasterk begint te glimlachen. “Dat was een heel natuurlijke sessie. Het was niet moeilijk haar te overtuigen erbij te zijn. Vergeet niet: Máxima heeft in New York gewoond. Ze vertelde eens dat haar buurmannen haar in het portiek aanspraken: ‘We heard that one day you gonna be a queen. But darling, we thought we were the queens’. Haha.”
We lopen met Plasterk de thema’s na die op de roze agenda staan. De weigerambtenaren ziet hij vooral als een symbolische kwestie, maar wel belangrijk als signaal. Voor het bevorderen van homo-emancipatie over onze landsgrenzen heen geeft Plasterk collega-minister Maxime Verhagen een pluim: “Hij heeft daar goed aan getrokken. Dat landen in Europa elkaars huwelijk niet erkennen is idioot, ja. Dat zetten we op de lijst en vinken we af. Onze overzeese gebiedsdelen is een ingewikkeld verhaal. Enerzijds heb je Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Dat worden een soort gemeenten van Nederland en zij moeten de wetten die bij ons gelden overnemen. Daar zullen ze voor het grootste deel veel profijt van ondervinden. Ze zijn niet over alles enthousiast – niet over rechten voor homo’s, maar ook niet over abortus en euthanasie. Ze moeten hoe dan ook uiteindelijk aan onze wetgeving voldoen, maar wat mij betreft wordt alles wel rustig en in fases ingevoerd.”
Anderzijds zijn daar Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Plasterk: “Die eilanden zijn onafhankelijke landen, ze hebben een eigen parlement en eigen wetten. Het enige wat je daar kunt doen is homorechten sterk bepleiten, zoals we ook in andere landen doen.” Het bevorderen van de veiligheid op straat moet in de ogen van Ronald Plasterk doorgaan. “Homo’s moeten veilig over straat kunnen, moeten vijandigheden kunnen melden en makkelijk aangifte kunnen doen. Dat geldt ook voor vrouwen met hoofddoekjes trouwens.”
‘De portefeuilleverdeling was 100 procent de keuze van de formateurs’
Mooie plannen allemaal, maar gaat het homobeleid niet lijden onder de onvermijdelijke bezuinigingen? Plasterk denkt dat dat mee zal vallen. “Je moet ook kijken waar de grote bedragen te halen zijn. Ook al bij dit kabinet speelde mee hoeveel geld er in gaat en wat er uit komt. In homo-emancipatie hoeft echt niet zo heel veel geld geïnvesteerd te worden, maar de impact is groot.” Toch lijkt het er op dat het huidige demissionaire kabinet al bezuinigt, namelijk op deelname aan de grachtenparade. Dat was in de voorgaande jaren toch een kabinetsboot? “Ja, kennelijk is dat toch veranderd beleid. Héél jammer. Maar heel misschien vaart de PvdA met een eigen boot mee. Zo niet, dan hoop ik toch dat iemand mij mee wil nemen op een boot.”
Op de weg naar buiten zien we de kenmerkende flamboyante hoeden van Ronald Plasterk keurig op een rijtje bij de voordeur hangen. Die hoofddeksels gaan we zeker terugzien op het Binnenhof. Het liefst in een kabinet Cohen. “Dat zou een zegen voor ons land zijn”, zegt de oud-minister, die bij een plenair overleg onlangs nog een postuum applaus kreeg van de verzamelde homo-organisaties. “En als dat kabinet er niet komt, dan ga ik vol overgave de Tweede Kamer in. Dan wordt ons land geregeerd door een rechtse club en is er voor ons meer dan genoeg te doen! Get the rascals out!” •
► Analoge foto’s
Het was vaste prik: wie bij minister Ronald Plasterk op de werkkamer kwam, moest poseren voor zijn Hasselblad-camera. Alle diapositieffilms – in totaal zo’n duizend – hingen in stroken voor het raam van zijn ministeriële kantoor. Volkskrant Magazine drukte op acht pagina’s recentelijk nog vele van die foto’s af. “Het was een project waarvan ik de omvang en de impact van tevoren niet had overzien”, vertelt Plasterk. “Maar soms moet je dingen gewoon op zijn beloop laten en kijken hoe iets loopt. Andere ministers hielden een weblog bij – dat vond ik iets te gemakkelijk, als oud-columnist. Ik kreeg een idee voor een gesproken dagboek. Ik heb het één dag geprobeerd, maar wat een gedoe met dat dictafoontje zeg. Toen dacht ik: laat ik eens overstappen van woord naar beeld. Zo kwam ik op het idee van de analoge foto’s. Het Rijksmuseum heeft er zelfs al interesse in getoond; ze willen de foto’s tentoonstellen. Misschien kom je nog wel naast het Joodse bruidje te hangen.”
2011 © Tekst Adri van Esch – Foto Geert van Tol