Hamburg: vrijzinnige Hanzestad
Hamburg, de haven- en Hanzestad aan de Elbe en de Alster, wordt gedomineerd door water. Elke passage over één van de duizenden bruggen of met de veerpont levert nieuwe belevenissen op: van het rauwe leven op de Reeperbahn tot de elegantie in de winkelstraten, van de musicaltheaters tot het eethuisje van The Beatles, van de oude pakhuiswijk Speicherstadt tot de gezellig volksbuurt Sankt Georg.
Tussen de grijze schepen op het grauwe water vallen enkele vrolijk gekleurde bootjes op: een felgele met een gestileerde kop van een leeuw en een frisgroene met een afbeelding van Tarzan slingerend aan een liaan. Nee, we zijn niet in een pretpark. Dit is Hamburg, met München en Keulen wedijverend om de tweede plaats als grootste stad van Duitsland, na Berlijn. Voorlopig ligt de Hanzestad nog een neuslengte voor op zijn rivalen. De gele en groene bootjes zijn veerpontjes die reizigers de Elbe over zetten. De rivier komt tot in het hart van de stad en maakt van Hamburg de grootste havenstad van het land. Overal is water; de veren komen dus goed van pas. Net als de ruim 2300 bruggen, meer dan Amsterdam en Venetië er sámen hebben. Hamburg leeft van en met het water. Van oudsher speelt de zeehaven een hoofdrol: na Rotterdam worden er in Hamburg de meeste containers van Europa verwerkt. De aangrenzende wijk Sankt Pauli heeft zijn roemruchte reputatie als rosse buurt te danken aan de stoere zeelui die er in de jaren zestig en zeventig op zoek gingen naar opwindend vertier. In de jaren daarna ging de bezem door buurt en tegenwoordig is het district een uitgaansgebied voor een breed publiek, met als slagader de Reeperbahn, in de volksmond Sündige Meile genoemd. De seksshops, stripclubs en dames van lichte zeden doen die naam nog steeds eer aan, maar op de Reeperbahn en in de omliggende straten vestigen zich ook steeds meer bars, discotheken, theaters, casino’s en restaurantjes.
Net als op de Amsterdamse Wallen maakt juist de mix van braaf en stout Sankt Pauli tot een geliefde flaneerplek voor zowel inwoners als toeristen. Op weekendavonden spuwt U Bahn-station St. Pauli ze met honderdtallen uit. Drukke pubergroepjes, gierend van het vooruitzicht op onderbroekenlol. En heel veel vrijgezellenparty’s: vrouwen met fluorescerende pruiken, kitscherige kroontjes en maagdelijk witte verpleegstersuniformen en mannen met bloemenslingers om, matrozenpakjes aan en – o zo grappig – rokjes tot net boven de knie, slepen met mandjes of zelfs bolderkarren gevuld met flesjes schnaps. Al snel zitten de zeemanspubs in de straatjes tussen de haven en de Reeperbahn vol met luidruchtige feestgangers, steevast met een levensgrote pul bier of een meer bescheiden groen flesje Beck’s in de hand. Langs de gevels zoeken de straatmadeliefjes naar potentiële klanten. Flamboyant gekleed in hotpants met bretels en huidstrakke shirtjes vragen de dames om aandacht in de hoop iemand een goedbetaald uurtje te kunnen slijten. “Blijf even staan”, bedelt de jonge vrouw die aan onze arm is komen hangen. “Hebt u even tijd voor mij?” Als we vriendelijk glimlachend doorlopen, gooit ze haar veelgebruikte reclamekreet in de strijd: “Deze eerste seconden kosten niks hoor”. Een collega brengt het schouwspel in evenwicht door onze andere arm te omklemmen. “Waar gaat u heen?”, vraagt ze fluisterend met zware stem in ons oor. ‘Naar het hotel’ bevrijdt ons niet van onze last en is voor hen het goede antwoord: “We gaan méé!”, klinkt het enthousiast. Gelukkig springt dan het voetgangerslicht op groen en verlost een stevige pas ons van het opdringerige damestweetal.
Eenmaal uit de krappere straatjes van het havenkwartier geeft de brede Reeperbahn ons weer lucht. De schreeuwerige lichtreclames lokken bezoekers naar Eroshop Bizarre, een mengeling van Christine le Duc – erotiek met een zekere stijl – en de Wibra: massaverkoop, groot en verlicht door tl’s. Aan de overkant van de straat staat het Operettenhaus. Een misleidende naam, want een opera of operette wordt er al jaren niet meer opgevoerd; het Operettenhaus is tegenwoordig een musicaltheater van Joop van den Ende. Cats stond er op de planken, Mamma Mia ook en de musical Ich war noch niemals in New York van de Duitse schlagerzanger Udo Jürgens. Momenteel trekt Sister Act volle zalen. Ein himmlisches Vergnügen, schreeuwen de affiches. En dat midden op de Reeperbahn! Waar in de zomer van 1960 vier onbekende, jonge muzikanten uit het Britse Liverpool hun eerste optredens gaven. En natuurlijk een hapje aten: Hier speisten die Beatles, staat dan ook nog fier op een eethuisje. Hun publiek in de Indra Club – nu Grosse Freiheit geheten – bestond voornamelijk uit prostituees en dronkenlappen, een garantie voor moeilijkheden. De club werd al rap op last van de politie gesloten en The Beatles verhuisden naar de Kaiserkeller. Niet voor lang: ook op die club hield de politie een oogje. De minderjarige Ringo Starr werd uiteindelijk naar Engeland teruggestuurd en drummer Pete Best en Paul McCartney werden verdacht van drugsgebruik. Toch koesterde zanger John Lennon warme gevoelens voor de Noord-Duitse stad. “I was born in Liverpool, but I grew up in Hamburg.” Het is niet onwaarschijnlijk dat het vrijzinnige klimaat in de stad met die liefde te maken heeft. Nog steeds staat Hamburg bekend om zijn diepgewortelde liberale traditie. Organisaties die opkomen voor vrijheid van meningsuiting en kranten en bladen vestigden zich er graag. Grote mediakantoren en het Haus der Photographie in de markante Deichtorhallen zijn daar getuigen van. En The Beatles natuurlijk: zij hebben een eigen sculptuur waar toeristen op de foto kunnen met en lallende mannen – zelfs in de vroege ochtend al – kunnen aanpraten tegen de silhouetten van de vier popiconen.
Centraal punt in de haven van Hamburg is de Landungsbrücken, gebouwd aan het begin van de vorige eeuw op de plek waar in 1839 de eerste pier in gebruik werd genomen. Hier losten stoomboten de kolen die de inwoners van de stad warm moesten houden. Later legden grote passagiersschepen van de fameuze reder Hapag-Lloyd er aan. Tegenwoordig is de bijna zevenhonderd meter lange drijvende pier, die door tien bruggen met de kade is verbonden, een flaneergebied met winkeltjes, koffietentjes en restaurantjes die Holländische Pommes en Nordsee-vis op het menu hebben staan. Het is er een komen en gaan van rondvaartboten, catamarans naar de omliggende regio’s en veerponten, waaronder de niet te missen ferry’s met de leeuw en de junglejongen die passagiers droppen bij het aan de overzijde van de Elbe gelegen Theater im Hafen waar elke dag de König der Löwen brult. Ooit was dit musicaltheater zo goud als de manen van de leeuw die er de hoofdrol speelt, maar het dak is in de loop der jaren verkleurd in de richting van het geel van de steppe. Ook deze schouwburg is van Joop van den Ende; onze beroemde landgenoot is prominent aanwezig in de stad. Mede door zijn toedoen is Hamburg na Londen en New York de stad met de meeste musicalbezoekers ter wereld: jaarlijks twee miljoen. En naast drie grote musicalhallen en een kleiner, intiem theater heeft Joop er zijn eigen opleidingsinstituut waar jonge musicaltalenten worden geschoold in het vak. Joop van de Ende Academy prijkt er in goud op de roodbakstenen gevel van een rij voormalige entrepots aan de rand van Speicherstadt. In dit prachtig gerestaureerde havengebied vol oude pakhuizen – Speicher in het Duits – laten twee musea de geschiedenis van dit stadsdeel zien: het Speicherstadt Museum schetst een beeld van de situatie honderd jaar geleden, toen er een levendige handel was in koffie, thee, cacao en tabak en in Spicy’s Gewürzmuseum mag men aan kruiden en specerijen ruiken en er van proeven.
Dat een waterrijke stad een waterdrager als symbool heeft is niet heel verwonderlijk. Het dertig liter water torsende mannetje is liefdevol Hans Hummel gedoopt en de bijbehorende kreet Hummel Hummel wordt door echte Hamburgers nog steeds als begroeting gebruikt, waarop het antwoord steevast Mors Mors is. Het verhaal van Hans Hummel is gebaseerd op de waargebeurde geschiedenis van Johann Wilhelm Bentz, een wat morsige waterdrager uit de tijd dat drinkwater nog niet door buizen tot aan de huizen getransporteerd werd en daarom in grote emmers door waterdragers aan de deur werd bezorgd. Bentz woonde in het huis waar voorheen de bij de jeugd geliefde soldaat Christian Hummel leefde. In tegenstelling tot de militair was Johann Wilhelm helemaal geen kindervriend; hij weerde hen bits af. De jongens en meisjes begonnen plagend Hummel Hummel naar hem te roepen, maar omdat Bentz zich niet kon verweren met de twee emmers water op zijn nek, snauwde hij Mors Mors terug, een afkorting van Klei mi an Mors, in het Nederlands zoiets als Lik mijn reet.
Stadsmascotte Hummel is op veel plekken in de stad te zien. In souvenirwinkels natuurlijk en ook op de grote wandschildering achter het oudste huis van Hamburg, aan het door gildehuisjes omgeven hofje Kammeramt, meteen achter de Sint-Michaeliskerk, nog zo’n symbool van de stad en door de omwonenden liefdevol Der Michel genoemd. Het kerkgebouw is van buiten een voorbeeld van protestante barokbouw zoals we die in Nederland ook kennen en toont binnen een totaal ander beeld: rond, wit, franjeloos maar met balkons. Op het altaar wordt een bruiloft voorbereid; telkens opnieuw wordt Have I told you lately that I love you? ingezet. Achter in het kerkgebouw wordt toeristen – tevergeefs – gevraagd niet te flitsen. Wie een stukje richting hel of hemel wil, kan in het kerkportaal aansluiten in de rij: voor twee euro kan men de crypte in, voor drie euro meer de 132 meter hoge toren op.
Niemand kan in Hamburg om de Alster heen, het 160 hectare grote meer dat tussen 1616 en 1625 door de aanleg van de Lombard-dam in tweeën werd gehakt en nu bestaat uit de kleinere Binnen Alster en de grote Aussen Alster, waar om heen het heerlijk wandelen of fietsen is. Naast de Aussen Alster, en achter het centrale station van Hamburg, ligt Sankt Georg. Deze rosse en roze wijk is een ware melting pot; niet alleen homo’s vinden er iets van hun gading, ook migranten voelen zich er thuis en dames van lichte zeden zoeken er achter de stationshal naar klanten. De sfeer in de volksbuurt is gemoedelijk en ontspannen; naast kroegjes zijn er overal bijzondere winkeltjes en laagdrempelige eettentjes. Zelfs als de portemonnee na een bezoek aan de winkelstraten aan de andere kant van het station – Spitalerstrasse en Mönckebergstrasse zijn een aaneenschakeling van shops, op de Neuer Wall ligt de Hugo Boss Flagship Store en voor exclusiviteiten ga je naar de Jungfernstieg – zo goed als leeg is, kun je in Sankt Georg nog prima terecht.
2011 © Tekst: Adri van Esch